Jan Cremer zal nooit mijn beste vriend zijn

Ik Jan Cremer.jpeg

Toen ik aan de unief over Jan Cremer hoorde, was ik gefascineerd. Een rebelse kerel die ingaat tegen de regerende normen in de maatschappij door alles te schrijven wat een ander nooit durfde te verwoorden, klinkt oprecht interessant voor een studente die de wereld op haar achttiende via literatuur leert kennen. Maar in 2019 is Jan een puber, een misplaatste grap die van stoefen zijn handelsmerk maakt en die zijn provocaties amper nog kan meten met de absurditeiten die vandaag op het internet te vinden zijn. 


 

Amsterdam, 2014. Ik loop al meer dan drie uur op mijn eentje door het Rijksmuseum. Mijn reisgenoten ben ik ergens ter hoogte van Het melkmeisje van Vermeer kwijtgeraakt en elk werk trekt zo mijn aandacht dat ik me geen zorgen maak over waar ik ze straks moet gaan zoeken. Op de bovenste verdieping, niet ver van een replica van een oorlogsvliegtuig dat me doet denken aan het exemplaar waarmee Pippi naar Taka-Tukaland vloog, hangt het originele ontwerp van Jan Cremers ‘Ik, Jan Cremer’. Uitgeknipte foto van een niet onknappe jongeman op een motor die hem te groot lijkt, potloodaanwijzingen bij de bijgeplakte titel.  

Het beeld is me altijd bijgebleven, zo onaangekondigend tussen andere museumstukken. Zo kwam het boek ook tot bij mij gewaaid, een jaar of twee terug. In de Fnac stond het plots voor mijn neus, waarna ik het zonder veel nadenken liet afrekenen en mee naar huis nam. Het bleek boek drie te zijn – Jan Cremer had kennelijk zoveel meegemaakt dat hij er drie autobiografische romans over kon schrijven. Voor de volledigheid haalde ik samen met boek één ook maar meteen boek twee in huis. Beetje zonde, achteraf gezien. 

Door ‘Ik, Jan Cremer’ moet je je worstelen. Al helemaal als je een vrouw bent en in tussentijd niet meer zo hoog oploopt met dwarsliggende twintigjarigen die denken dat ze te speciaal zijn voor de wereld. Jan Cremer is een gefrustreerde, arrogante klootzak die denkt dat de evenaar door zijn achterste loopt, om maar meteen met de deur in huis te vallen. Zijn praatjes over nachtelijke escapades met hoeren, zijn duidelijk uit de duim gezogen verhalen over zijn bij elkaar gelulde intelligentiestatus die hem overal binnenkrijgt in Parijs en zijn omzwervingen langs het leger en de marine zijn zever in pakskes. Cremers frustraties zijn vervuld van trots – dat verklaart ook meteen waarom hij drie boeken aan zichzelf kon wijden.  

En toch zou ik ‘Ik, Jan Cremer’ niet meteen als ‘absoluut geen aanrader’ willen afdoen. Ik ken mensen die lyrisch zouden worden over Cremers je-m’en-foutisme, zijn lak aan regels en zijn drang naar megalomanie. Dwarsliggende twintigjarigen kunnen met gemak dwepen met de uitgegroeide puber op een motor, en ik hoop oprecht dat ze genieten van zijn verhalen.


 
Tine Lefebvre

Als boeken in bomen zouden groeien, was Tine een boomknuffelaar geweest. Verslingerd aan taal sinds ze als kind werd voorgelezen, drinkt ze woorden alsof het de beste champagne ter wereld is. Ze werkt als communicatieverantwoordelijke in Kortrijk, is gek op haar kat-met-negen-levens Lou en gaat in haar dromen elke vrijdagavond op café met Michelle Obama, Jelle Cleymans en Austin Kleon.

Vorige
Vorige

Dag Schwa’ke #001 · Wij kloppen niet

Volgende
Volgende

Deze boeken moét je lezen in 2019